Ik dacht dat het wel weer kon. Reizen met de scootmobiel, de trein nemen, meedoen aan een vergadering. Niet omdat ik me zo goed voelde, maar meer omdat ik zo graag weer wilde. Weer meedoen, weer iets betekenen, weer even “normaal” zijn. Maar boy… wat had ik het onderschat.
Toen ik in Roermond aankwam, was ik lijkbleek. Mijn hele lijf schreeuwde dat het teveel was geweest. En alles in mij wilde maar een ding: terug naar huis. Naar bed. Weg van de prikkels, de mensen, de druk en de lichamelijke pijn. Alleen durfde ik dat niet te zeggen. Niet tegen de mensen waarmee ik de afspraak had en eerlijk gezegd… ook niet tegen mezelf. Dus ik ging gewoon, en deed alsof het ging.
Gelukkig kwam er langzaam weer wat kleur terug op mijn wangen. Ik voelde me iets helderder dan tijdens de treinreis, al denk ik dat de extra pijnstillers die ik genomen had ook wel hun werk deden. En het overleg zelf? Dat ging eigenlijk verrassend goed. Ik kon me beter concentreren dan ik had verwacht. Maar diep vanbinnen wist ik: ik geef nu alles wat ik heb.
En toen moest ik nog naar huis. De terugreis voelde lang. Mijn lijf was moe, m’n mijn operatie wond deed pijn. Gelukkig reisde de reisassistentie mee, en haar aanwezigheid was prettig. Ze hoefde niets te zeggen, het feit dat ze er was, hielp al. Ook geloof ik heilig dat de hulp (op afstand) van mijn beste vriendin ervoor heeft gezorgd dat ik thuis kwam. Al merkte ik daar pas echt hoeveel het me gekost had. Ik had nauwelijks energie over om iets te doen. Het enige wat ik nog deed, was de konijnen eten geven, en daarna ben ik op bed gaan liggen waar ik al snel in slaap viel.
Lang verhaal kort, ik heb tijd nodig om hiervaaan bij te komen. Veel tijd, en dat is best confronterend. Natuurlijk zou ik het liefst zeggen dat het allemaal meeviel, dat het reizen goed ging en dat ik me sterk voelde. Maar dat zou geen eerlijke afspiegeling zijn van hoe het echt ging. Want eerlijk? Ik ben ingestort.
Ik was overmoedig. Omdat ik zo graag wilde. Omdat ik dacht dat het misschien al weer kon, iets wat niet zo bleek te zijn. En toch… ben ik niet boos op mezelf. Eerder had ik mezelf hiervoor afgestraft. Nu probeer ik ervan te leren. Want het is ook logisch. Het verlangen om weer onderdeel te zijn van het leven is groot. Alleen heeft mijn lichaam nog steeds tijd nodig. Deze ervaring heeft me opnieuw laten zien dat herstel niet alleen gaat over lichamelijk sterker worden. Maar ook over leren luisteren en voelen. En trouw blijven aan wat ik daarin ontdek. Ook als m’n hoofd al verder wil dan mijn lijf kan. Dankjewel dat je de moeite neemt om dit te lezen. Het betekent veel voor me.
Liefs,
Sharon Roos