Na die keiharde week waarin m’n lichaam me compleet onderuit haalde, had ik eigenlijk geen andere keus meer. Ik moest iets anders gaan doen. Althans, dat wist ik. Maar toegeven aan wat je weet, is nog iets anders dan het ook echt doen. Toch heb ik dit weekend een stap teruggezet. Eindelijk. Niet omdat ik zo verstandig was, maar omdat ik gewoon niet meer anders kon.
Ik heb mezelf letterlijk op de bank/bed gelegd. Breiwerk in mijn handen, de rest op pauze. Niet omdat ik het zo fijn vond om rustig aan te doen maar omdat m’n lijf niets anders toe liet. En ergens… heel langzaam… begon ik me fysiek een beetje beter te voelen. Niet dat alles ineens oke was. Maar de pijn zakte iets. De spanning in m’n lijf liet wat los. Het voelde alsof ik even op adem kwam. Alsof ik weer terug was op het punt waar ik stond voor ik alles kapot rende.
En terwijl ik daar lag, begon het nieuws van het ziekenhuis ook eindelijk een beetje binnen te sijpelen. Niet in een klap; (want dan was ik waarschijnlijk opnieuw weggerend) maar langzaam. Steekje voor steekje. Alsof m’n hoofd geen andere keuze meer had dan luisteren. Een positief iets, denk ik!
Terwijl ik eindelijk mijn zo nodige rust bleven de vragen over hoe het met me ging maar komen. Hoe gaat het met je? Hoe voel je je? Wat zeiden de artsen? Allemaal vragen die ik met de dag lastiger vind om te beantwoorden. Mede omdat ik van mezelf verwacht dat ik vooruit ga. Maar ook omdat het beantwoorden van de vragen ervoor zorgt dat het echter word. Doordat de vragen bleven komen, voelde ik me een soort van gedwongen om te vertellen wat er speelt. Niet omdat ik het al wilde. Want eerlijk, ik wil het nieuws nog steeds ver weg duwen. Maar om van de vragen af te zijn, en omdat ik weet dat ik het niet kan blijven verstoppen, voelde het ergens alsof ik al iets moest delen waar ik nog niet helemaal aan toe ben/was.
Uiteindelijk ben ik toch maar gaan delen. Voorzichtig. Met een aantal mensen die dichtbij me staan. Het was zwaar, rauw, en met hier en daar een traan werd het ergens ook luchtiger. Want door het uit te spreken, hoefde ik het niet meer alleen te dragen. En dat was eigenlijk ook wel heel fijn. Toch begon daarna het malen. Wat moet ik nu doen, wat moet ik laten? En met dat piekeren kwam ook de drang om te vluchten. Gewoon weer afspraken maken, bezig zijn, doorgaan. Niet voelen en niet stilstaan.
Maar ik deed het niet, ik bleef liggen en rustig aan doen. En misschien is dat precies waarom ik me nu een beetje stabieler voel. Ondanks dat het nog niet voelt als winst, weet ik dat ik op dit moment ook geen extra schade oploop. Iets wat, wellicht, op dit moment al genoeg is. Het blijft klote, moeilijk en loodzwaar. Maar ik begin te leren dat niks doen ook iets goeds is. Niet alles weten, niet alles oplossen, niet alles kunnen, gewoon even niks en herstellen! Misschien komen de keuzes dan vanzelf. En zo niet, dan kom ik er ook wel, stap voor stap. Dankjewel dat je de moeite neemt om dit te lezen. Het betekent veel voor me.
Liefs,
Sharon Roos